DEMENTIE bij de ziekte van PARKINSON

De ziekte van Parkinson is een ziekte die zich vooral kenmerkt door stoornissen in het bewegen. Het begin van de ziekte ligt meestal tussen het 50e en 65e levensjaar.
Er zijn een paar gevallen bekend met een jongere beginleeftijd. Het is een zeldzame aandoening, en de kans om de ziekte te krijgen wordt, net als met de ziekte van Alzheimer, groter naarmate het ouder worden.
De gemiddelde ziekte duur is 8 jaar maar kan variëren van één tot 30 jaar!


Bij een gevorderd stadium van de ziekte van Parkinson kan dementie optreden. Dit wordt daarom dan ook wel Parkinsondementie genoemd. De ziekte van Parkinson begint sluipend met bewegingsarmoede en snelle vermoeidheid.

Typische symptomen van de ziekte van Parkinson zijn uiterlijk vooral te zien aan de spieren.


Een deel van de symptomen zijn al genoemd bij de beschrijving van dementie bij Lewy Body ziekte.
De belangrijkste symptomen zijn:


Tremoren (bibberen) vooral van de handen in rust
Ongewilde bewegingen
Spierstijfheid
Valneiging


Aan de houding valt op dat mensen met de ziekte van Parkinson vaak voorovergebogen lopen, met kleine schuifelpasjes. Ze houden de armen vaak gestrekt langs het lichaam. Ze kunnen het lopen moeilijk opstarten en als ze eenmaal op gang zijn, kunnen ze weer moeilijk stoppen. Ze neigen ertoe om makkelijk te vallen.
Hun gelaatsuitdrukking is vaak erg vlak, het zogenoemde “maskergelaat”. Emoties zijn hierdoor moeilijk tot niet af te lezen aan hun gelaatsuitdrukking.

Ze praten meestal zachtjes en op één toon. Ook is er dikwijls een toename van speekselproductie en omdat ze tegelijkertijd minder vaak slikken, is er een speekselvloed(kwijlen).
Naast veranderingen in het bewegen komen depressieve gevoelens voor en kunnen ook veranderingen in het denken optreden. Als deze veranderingen zo ernstig zijn dat ze het dagelijks functioneren belemmeren, spreekt men over dementie.


Uit een aantal onderzoeken komt naar voren dat 35-55% van mensen die lijden aan de ziekte van Parkinson, daarnaast dementie ontwikkelt.

In cognitief opzicht treed er vooral een vertraging op in het denken en handelen. Verder komen voor; initiatiefverlies, planning en overzicht problemen.
De oriëntatie in tijd, plaats en persoon blijft vaak goed. Ook het geheugen blijft relatief goed intact, maar het ‘vrij’ ophalen van herinneringen kan gestoord zijn. Aan de hand van helpende aanwijzingen, zoals een foto verloopt dat over het algemeen nog wel goed.


De ziekte van Parkinson is een ziekte die langzaam vordert en niet te stoppen is. Wel zijn er medicijnen ontdekt die het bewegen (tijdelijk) kunnen verbeteren. Door cel verlies in de hersenen ontstaat er een tekort aan een bepaalde stof in de hersenen, dopamine. Deze stof is onder andere belangrijk voor het bewegen. De medicijnen kunnen het tekort van deze stof tijdelijk opvangen. Maar wanneer de ziekte vordert word het gebrek aan dopamine zo groot dat de medicijnen het niet langer kunnen compenseren. De medicijnen kunnen als bijwerking psychiatrische symptomen, zoals psychoses veroorzaken.
Bij een kleinere groep mensen met de ziekte van Parkinson staan dementie verschijnselen op de voorgrond.

Deze dementie lijkt meer op de verschijnselen door de ziekte van Alzheimer. Vaak zal gestopt worden met de toediening van dopamine omdat dit medicijn ook verwardheid en hallucinaties kunnen veroorzaken.
Hoe verder de ziekte vordertt hoe afhankelijker mensen die aan deze aandoening lijden, worden van zorg. Ze raken de controle over hun lichaam kwijt wat tot lichamelijke complicaties kan leiden.

Op het laatst lukt zelfstandig eten ook niet meer. Vaak overlijden mensen met dementie of met de ziekte van Parkinson aan bijkomende complicaties, zoals longontsteking, urineweginfecties of hart en vaat aandoeningen.

 

© Mariët de Landmeter